De tien momenten die Paul Van Grembergen hebben veranderd
15 MEI 2004 | Marc Reynebeau - Paul van Grembergen (66) behoort tot een bijzondere generatie. Het Vlaamse huis waarvoor hij een halve eeuw geleden begon te ijveren, kan hij vandaag als Vlaams minister mee besturen. Tenminste, tot aan de volgende verkiezingen. Maar het dak van dat huis lekt, en ook het interieur is nog niet in orde. ,,De politiek werkt te veel met kattebelletjes.''
"Mijn familie was politiek actief, in het sociale liberalisme van Zuid-Vlaanderen, dat zijn oorsprong had in de negentiende eeuw. Ze was liberaal geworden tijdens de eerste schooloorlog, in de jaren 1880. Een grootvader van me is nog burgemeester van Balegem geweest. Via mijn moeder al kwam ik in contact met het flamingantisme, en vooral via enkele leraars. Zo had ik een onderwijzer die op zaterdag tussen elf en twaalf voorlas uit De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience. Dat maakte indruk. Taal was toen het belangrijkste medium waarover we beschikten. Ik dronk de woorden."
"In 1954 ging ik voor het eerst naar de IJzerbedevaart. We vertrokken toen al op zaterdag en bleven bij een boer overnachten. Dat was altijd een geweldige avond. Er waren altijd relletjes op de Grote Markt van Diksmuide, waar een drukker woonde die werd verdacht van betrokkenheid bij het opblazen van de IJzertoren, in 1946. Op zo'n nacht ben ik eens door de politie opgepakt. Mijn zussen hielden dat thuis stil. Tot drie weken later het proces-verbaal in de bus viel. Mijn vader was daar niet zo blij mee."
"De Wereldtentoonstelling, Expo 58, en de manier waarop Vlaanderen daar werd vernederd, heeft van mij voorgoed een flamingant gemaakt. Toen waren de diplomatie, de legerleiding en de top van het bedrijfsleven nog haast helemaal Franstalig. Dat griefde, het was een vorm van kolonialisme. In de acties rond Expo 58 trof ik een groepje Meetjeslanders die ik al kende uit de ABN-kernen, zoals Wilfried Martens. Ook Vic Anciaux heb ik toen leren kennen."
"De Vlaamse Beweging pleitte toen, via de Vlaamse Volksbeweging, voor werk in eigen streek, sociale rechtvaardigheid, de vernederlandsing van het bedrijfsleven. Een voorhoede eiste toen ook zelfbestuur en federalisme. Mij ging het daarbij niet alleen om de hervorming van de politieke structuren, maar ook om de invulling daarvan, de sociale verantwoordelijkheid."
"Vandaag, vijftig jaar later, is het grootste deel daarvan gerealiseerd. Maar nog altijd moeten we de federale staat ordentelijk inrichten, eenduidigheid brengen in de bevoegdheidspakketten, meer instrumenten federaliseren. Solidariteit is daarbij een heilig principe, zeker met de Franstaligen. Het is niet aan grenzen gebonden. Ik weiger de democratische Vlaamse rechten te verdedigen op de pijn van een andere gemeenschap. Ik pleit voor een groot solidariteitspact met de Franstaligen, een Marshallplan van twintig jaar. Ik begrijp dat de PS van ons solidariteit vraagt om die twintig procent werkloosheid in Wallonië op te lossen. Dat kan goed werken, op voorwaarde dat Vlaanderen zijn eigen keuzen kan maken, die nu eenmaal door de aard der dingen anders liggen dan in Wallonië. De Franstalige bourgeoisie in Gent heeft dat goed begrepen. Ze is vandaag perfect tweetalig en zelfs in de top van de financiële wereld zijn ze gewonnen voor meer Vlaamse autonomie, om reden van functionaliteit."
"Ik ben een confederalist, omdat het federale België nu onbehoorlijk wordt bestuurd. Vlamingen worden mee bestuurd door Franstalige politici, maar die moeten of kunnen bij verkiezingen tegenover hen geen enkele verantwoording afleggen. En omgekeerd. Dat is een democratische aberratie, een vorm van kolonialisme. Maar ik kies niet voor het separatisme. In de Europese context heeft dat geen zin."
"Wilfried Martens koos als jonge flamingant voor de CVP. Hij dacht met die partij een machtsinstrument in handen te hebben. Maar de CVP begaf het altijd op het moment dat moest worden doorgebeten. Daarom was een zweeppartij als de Volksunie noodzakelijk. Met Hugo Schiltz begon de VU vanaf 1972 ook in regeringen mee vorm te geven aan de staatshervorming. Maar niet iedereen volgde, met als gevolg de afscheuring van 1978, waaruit het Vlaams Blok is ontstaan. Het Blok bracht de Vlaamse symbolen in een totaal ander verhaal. Dat is ergerlijk, zowel internationaal als in Vlaanderen. Jongeren en een bepaalde elite beschouwen die symbolen vandaag als 'besmet'. Maar net daarom mogen we er geen afstand van doen: we mogen ze niet aan het Blok overlaten."
"De VU heeft een groot deel van haar programma van zelfbestuur en federalisering kunnen realiseren, ook dankzij onze goede contacten met de Waalse federalisten. De VU was de meest succesvolle partij van de vorige eeuw. Alle partijen zijn in hun naam, programma en politieke leiding mee geëvolueerd."
"Het Vlaams-nationalisme heeft altijd een linker- en een rechtervleugel gehad, zelfs bij de N-VA. Een nationalistische partij verenigt mensen met verschillende profielen. Maar in de 'worstelperiode', de jaren 1955-1990, bleef de natievorming prioritair, zodat de eenheid primeerde op de verschillen. Toch heeft de VU geprobeerd om de nieuwe structuren ook een inhoud te geven. Wij waren de eerste partij die het groene thema aankaartten. Al durfden sommigen daar uit pleinvrees al niet meer over te praten. Met de Vrije Vlaamse Democraten wilden we een sociaal-liberale invulling geven aan de VU, maar ook toen dook die pleinvrees op. Opnieuw een gemiste kans."
"De VU aarzelde altijd om te kiezen voor de sociale democratie en het sociale liberalisme, hoewel daar de toekomst van de partij lag. Daaraan is ze ten onder gegaan. Ik heb het langst geprobeerd de eenheid van de partij te bewaren, al was ik me heel goed bewust van de breuk in het denken, en later van de onwil om de breuk te overstijgen. Ik twijfelde niet om bij het uiteenvallen van de VU voor Spirit te kiezen. Uit nuttigheidsoverwegingen stapten we in het kartel met SP.A. Anders was het verhaal ook voor ons snel afgelopen geweest. We zijn nu een onafhankelijke partij, met toch zeven mandaten in het federale parlement."
"Vandaag is de rol van een nationalistische partij uitgespeeld. Een partij hoeft niet het eeuwige leven te hebben, ze moet kunnen sterven. Partijdogmatisme is imbeciel. Maar het kartel dat vandaag het grootste wil worden, is het kartel dat ook dat van het algemeen Vlaams belang wil zijn. En doet SP.A-Spirit dat niet, dan neemt CD&V-N-VA die rol over en wordt ze voor jaren de sterkste groep in Vlaanderen. Het succes van de PS is net dat ze het regionalisme als een natuurlijk gegeven heeft opgenomen en altijd de regionale belangen laat primeren."
"Ik begon mijn loopbaan toen ik in 1968 -- ik was toen leraar -- werd verkozen in de Oost-Vlaamse provincieraad. In 1970 werd ik met een volstrekte meerderheid schepen in Ertvelde. Ik was populair, zeker? Ons succes lag in ons maandblad, De Schaduw , dat gratis huis aan huis werd bedeeld in het Meetjesland -- dat toen nog voor tachtig procent CVP stemde. De Schaduw werd snel berucht vanwege de scherpe aanklachten die we daarin formuleerden. Ik heb het van mijn pen moeten hebben."
"Als minister van Binnenlandse Aangelegenheden ben ik nu zowel de voogd als -- het liefst -- de advocaat van de gemeenten. De Vlamingen zien hun parlement en regering niet langer als vreemde overheersers. Met de eerste Vlaamse executieves van de jaren 1980 kregen ze de kans om zich eindelijk te identificeren met het gezag. Al gaat het traag en zal er nog een generatie overheen gaan."
"Als minister van Binnenlandse Aangelegenheden ben ik nu zowel de voogd als -- het liefst -- de advocaat van de gemeenten. De Vlamingen zien hun parlement en regering niet langer als vreemde overheersers. Met de eerste Vlaamse executieves van de jaren 1980 kregen ze de kans om zich eindelijk te identificeren met het gezag. Al gaat het traag en zal er nog een generatie overheen gaan."
"Ik ben minister geworden door omstandigheden, niet uit eigen keuze. Maar als ik had moeten kiezen, dan koos ik zeker voor de portefeuille van Cultuur. Ze kwam me nu toevallig in handen door het ontslag van Bert Anciaux. Ik ben niet conservatief in mijn cultuurideeën. Vandaar dat ik met het Kunstendecreet alle disciplines aan de start gelijke kansen wil geven, zodat elk haar eigen bedding kan ontwikkelen. Er zijn nu in principe geen bevoorrechte sectoren meer. Het decreet zal extra geld kosten. De volgende regering zal rekening moeten houden met groei. Nu gaat drie procent van de begroting naar Cultuur. Dat zal tot vijf procent moeten groeien, zoals in de Duitse deelstaat Rijnland-Westfalen of in het Franse Département du Nord."
"Wat me toch heeft verbaasd, is de onderlinge afgunst in de cultuursector. Het doet me soms denken aan mijn kleinkinderen, die pruilen omdat de ene een groter snoepje kreeg dan de andere. In de film en de letteren werken we met zelfstandige fondsen. Die zijn nog pril en ik wil ze een kans geven. Het zijn preuves . Men noemt ze wel eens zelfbedieningswinkels waar een ons-kent-onsmentaliteit heerst, maar dat geloof ik niet. Ze moeten zeker nog een regeerperiode blijven bestaan en pas dan worden beoordeeld."
"Ja, ik heb gewaarschuwd voor een tendens tot banalisering in de cultuur. Iedereen doet maar, maar ik moet niet aan alles met een bijbelse verklaring mijn goedkeuring hechten. Niet dat het zo erg is. Het is zoals in de mis, daar is de enige niet-orthodoxe zin ook de enige die blijft hangen. Ik bekijk de cultuur niet elitair of alleen vanuit het idee van de volksverheffing. Maar als ik soms zie dat er wordt geprovoceerd louter om de provocatie, dan is me dat toch te mager, te goedkoop en banaal. Misschien reflecteert dat een leegheid op een ander vlak."
"Intellectuelen zijn niet beter dan anderen. Elitarisme is nergens voor nodig. Ik heb wel een bezwaar tegen de neiging om alles te versimpelen. Bij de VU leerden we dat we ons in campagnes moesten richten tot een publiek met een opleidingsniveau van 12-, 13-jarigen. Nu, vijftig jaar later, heeft tachtig procent van de Vlamingen middelbaar onderwijs gevolgd en nog altijd worden de mensen aangesproken als 12-jarigen. En toch kun je de mensen iets bijbrengen. De dingen vallen cartesiaans uit te leggen. Dat is mijn grootste ontgoocheling: Vlaanderen, een van de meest welvarende regio's in de wereld, met een onderwijs op topniveau, gebruikt zijn intellectuele potentie onvoldoende. Het blijft steken in clichés en vooroordelen."
"Alles moet snel gaan, onmiddellijk nut hebben, iedereen wil onmiddellijk succes. Mensen van dertig willen al op de top van hun carrière staan. Partijen pakken uit met verklaringen die maar tot 's anderendaags meegaan, in plaats van te denken in termen van een halve generatie. Een zeldzame uitzondering is Frank Vandenbroucke. Hij wordt daar ook voor gewaardeerd. De politiek produceert te veel kattebelletjes."
"Ik stoor me niet aan populaire programma's op televisie. Wie er geen zin in heeft, kan altijd wegzappen. Wat me wel stoort, is dat de openbare omroep, het belangrijkste instrument in onze politieke cultuur, zijn rol onvoldoende vervult. Politieke cultuur is: hoe een gemeenschap vormgeeft aan haar democratie. Daar faalt de VRT. Daar is veel talent, maar het wordt niet gebruikt om een rol als Akropolis te spelen. Bij de VRT is het alsof je alleen kunt eten á la Bocuse, met kleine hapjes van hooguit vijf minuten. Dat komt door een blinde kijkcijferdwang en door de ijdelheid en de kommer om de eigen glorie van sommigen."
"Dat past in het verhaal van daarnet. Elk jaar leveren onze universiteiten en hogescholen tienduizenden hooggeschoolden af, maar de politieke en democratische opleiding stokt. Het laatste wat die jongeren over onze geschiedenis hebben gehoord, is iets in het laatste jaar van het middelbaar over de koning der Belgen."
"Ik ben geen staatsnationalist, ik heb het dus ook niet zo voor grenzen. Die zijn toch maar het resultaat van oorlogen. Ik kan morgen net zo goed in Salamanca thuis zijn. Grenzen, vlaggen, morzels grond, het zijn de grootste onnozelheden die er zijn. Toch ben ik een groot voorstander van zorg voor het erfgoed. Daar waar men is, heeft men wortels uit het verleden. Dat gaat niet om Sehnsucht naar het verleden, wel om zorg voor wat ons heeft bepaald, hoe we aankijken tegen de dingen. Erfgoed is daarom niet alleen wat in stenen is overgebleven, maar ook in zegswijzen, gedrag, eetcultuur, Vanuit die geest moet ook mijn Erfgoeddecreet worden bekeken, dat nu is goedgekeurd."
"Bewaren gaat mij niet om wat men vroeger deed met groenten: steriliseren in weckpotten. Het erfgoed is de humus waarop we zijn gegroeid en verdergroeien. Daarin zit een Europese laag, maar ook een lokale, die van de regio's."
"Ook de taal is ons erfgoed en daar is het zorgelijk mee gesteld. Ik vind dialecten belangrijk, maar ze zijn haast niet meer gekend. Vandaar dat ik professor Johan Taeldeman de opdracht heb gegeven om zijn onderzoek naar de dialectologie in Vlaanderen versneld af te werken. Als men geen algemeen Nederlands wil in een tv-programma of in een toneelstuk, doe het dan meteen in het dialect, en niet in zo'n tussentaaltje dat noch het een noch het andere is."
"Intellectuelen hebben daarin een voorbeeldfunctie. En politici ook. In Frankrijk zou een politicus nooit eerste minister kunnen worden als hij geen behoorlijk Frans sprak en zich bediende van een soort Bargoens. Bij ons is het zelfs geen discussie waard. Dat een Vlaming zijn emoties niet eens kan uitdrukken in het algemeen Nederlands, is toch onbegrijpelijk? Ik heb daar geen last van (lacht) ."
"De Standaard publiceerde onlangs een pleidooi van professor Kris Humbeeck om de Vlaamse literatuur als een aparte entiteit te beschouwen en niet langer als een onderdeel van de Nederlandse literatuur. Ik ben het daar niet mee eens. Natuurlijk aanvaard ik dat een Vlaamse schrijver wordt bepaald door zijn Vlaamse omgeving en achtergrond. Maar het is een vorm van gemakzucht om dan ook maar te kiezen voor een taalbreuk en om een grens te trekken."
"Over enkele weken eindigt mijn ministerschap en ik voel daarover geen pijn. Ik ben niet zo voor het bestendigen van de macht. Daarna zal mijn leven niet leeg zijn. Ik wil weer meer naar het theater en de opera, ik wil reizen naar Egypte en Griekenland, waar ik door omstandigheden nooit ben geweest, ik wil tijd hebben voor de familie. Ik zou heel graag piano leren spelen, maar misschien kan dat op mijn leeftijd niet meer. En vooral wil ik weer lezen. Tot mijn dertigste las ik haast elke dag een boek, daarna was het de woestijn. Ik zal het weer moeten leren hoe je de inspanning opbrengt om een boek te lezen."
"Ik kijk met tevredenheid, rust en zelfs met een zekere trots terug op mijn politieke loopbaan, want ik heb belangrijke zaken kunnen doen. Ik word straks weer voltijds burgemeester van Evergem, en over drie jaar is ook dat afgelopen. Dan komt een eind aan een bepaalde manier waarop ik denk mijn plicht te moeten vervullen. Ik heb als fractieleider voor de VU altijd het woord kunnen voeren in de grote debatten, en dat deed ik echt graag. Als negenjarige was ik al gegrepen door grote redenaars als Cicero, Cato, Demosthenes. Vanuit die vorming is het dat ik het werk in het parlement altijd als de essentie van de politiek heb beschouwd."